Bij het analyseren van de activiteiten van een bedrijf worden economen geconfronteerd met een dergelijk concept als een beginbalans. Over het algemeen wordt het saldo berekend als het verschil tussen debet en credit van de rekening. Het aanvangssaldo wordt bepaald op basis van eerdere transacties.
instructies:
Stap 1
Overweeg een eenvoudig voorbeeld om te begrijpen hoe het saldo wordt berekend. Stel dat je op 30 april naar de winkel bent geweest. We kochten voor 2000 roebel aan boodschappen. Op dezelfde dag ontving u een salaris van 10.000 roebel. De volgende dag ging je weer winkelen en gaf je 1000 roebel uit. U moet het beginsaldo bepalen. Deze indicator is gelijk aan het eindsaldo van de vorige periode. Dus op 30 april ontving u 10.000 roebel en gaf u 2.000 roebel uit. Het saldo van de fondsen aan het einde van de dag zal gelijk zijn aan 10.000 - 2.000 = 8.000 roebel. Dit bedrag wordt op 1 mei het beginsaldo.
Stap 2
Als u het saldo van het bedrijf moet berekenen, genereert u de vereiste rekeningkaart. Stel dat u het kassaldo van de organisatie aan het begin van de rapportageperiode wilt berekenen. Kijk hiervoor naar het saldo op debet 50 van de rekening en credit van de voorgaande periode. Bereken het verschil. Het ontvangen bedrag is het initiële saldo.
Stap 3
Als je geautomatiseerde programma's in je werk gebruikt, hoef je alleen maar naar de accountgegevens te kijken. Stel dat u het beginsaldo per 1 mei 2012 wilt weten. Vorm een kaart met daarop de periode vanaf 01 mei. De vereiste indicator wordt in de bovenste regel aangegeven. U kunt het ook bekijken door de periode in te stellen op 30 april 2012, in dit geval wordt het saldo helemaal aan het einde aangegeven.
Stap 4
Als u het beginsaldo handmatig wilt berekenen, selecteert u alle benodigde documenten. Stel dat u een statistiek van een leveranciersrekening moet berekenen. Maak hiervoor voor de afgelopen periode alle facturen van tegenpartijen, overzichten van betaalrekeningen en uitgaande kasopdrachten op. Schrijf "Debet" en "Credit" op een stuk papier. Alles wat je hebt gegeven - een lening aangegaan; alles wat je hebt ontvangen is een debet. Tel de kosten bij elkaar op en dan de inkomsten. Bereken het verschil. Het ontvangen bedrag is het saldo aan het begin van de volgende periode.