Inflatie is een situatie waarin de geldcirculatiekanalen overlopen van de geldhoeveelheid. Deze situatie komt tot uiting in de groei van de prijzen voor goederen. Dit probleem is vrij belangrijk in de economie, omdat de gevolgen ervan de economische veiligheid van de staat ernstig kunnen aantasten.
Concept en typen
Inflatie wordt opgevat als een proces waarbij de munteenheid deprecieert en de prijzen van goederen aanzienlijk stijgen. Als gevolg van vele mondiale factoren, zoals veranderingen in prijsprocessen, complexiteit in productiestructuren, verminderde prijsconcurrentie en andere, maakt inflatie deel uit van de markteconomie. Een voorwaarde voor inflatie is de dynamiek van prijsstijgingen, en een van de belangrijkste redenen voor het optreden ervan is de toename van de overheidsuitgaven en onvoldoende budget.
Er zijn drie soorten inflatie: matige, galopperende en hyperinflatie.
Matige inflatie wordt ook wel sluipende inflatie genoemd. Het uit zich in een relatief kleine prijsstijging. Sommige analisten zijn van mening dat dit type inflatie zelfs nuttig is en een gunstig effect heeft op de ontwikkeling van de economie, aangezien de gematigde tarieven monetaire fondsen in staat stellen een stabiele waarde te behouden.
Het tweede type inflatie kan aanzienlijke spanningen in de economie veroorzaken, maar zelfs dan kunnen de prijzen worden voorspeld. Het begin komt tot uiting in de groei van de geldhoeveelheid, die de prijsstijging overtreft. Op het moment dat de galopperende inflatie haar hoogtepunt bereikt, beginnen ruiltransacties te bloeien.
In omstandigheden van hyperinflatie kunnen de prijzen met 300% en zelfs meer per jaar stijgen. Het is de reden voor het verlies van geld, zijn waarde en accumulatiefunctie.
Inflatiepercentage
Prijsveranderingen over een bepaalde periode, uitgedrukt als een percentage, weerspiegelen het inflatiepercentage. Het kan variëren naarmate de koopkracht van fondsen verandert.
De normale waarde van het inflatiepercentage in een ontwikkelde markteconomie wordt beschouwd als een groeipercentage van 2 tot 5% per jaar. De inflatie kan sterk oplopen bij een stijging van de niet-productiekosten van de staat, een grondstoffentekort of onvoldoende middelen in de staatsbegroting.
Om de inflatie te meten, worden drie indices gebruikt: de index van groothandelsprijzen, consumentenprijzen en de BNP-deflator. De eerste toont de som van de totale omzet van de groothandel gedurende het jaar, exclusief detailhandelsverkopen. De tweede is de verhouding tussen de prijzen van het consumentenpakket van het lopende jaar en de prijzen van het basisjaar. De BNP-deflator is een indicator van het gemiddelde prijsniveau van diensten en goederen die het bruto nationaal product vormen.