Er zijn zeven hoofdprincipes van audit, die elk gericht zijn op het bereiken van de meest effectieve activiteit: vertrouwelijkheid, eerlijkheid, onafhankelijkheid, objectiviteit, vakbekwaamheid, integriteit en professioneel gedrag.
Vertrouwelijkheid
Auditors en auditorganisaties zijn verplicht om de veiligheid van documenten die zij tijdens de audit ontvangen te handhaven. Noch deze documenten, noch hun kopieën, noch hun onderdelen mogen in handen van derden vallen, en het is ook onmogelijk om de informatie die ze bevatten openbaar te maken, zelfs niet mondeling zonder de toestemming van de eigenaar van de verstrekte documentatie. De uitzonderingen zijn gevallen waarin de wetgeving van de Russische Federatie voorziet. Het excuus voor het vrijgeven van informatie is niet de afwezigheid van materiële of andere schade. Bovendien wordt het vertrouwelijkheidsbeginsel gerespecteerd, zelfs na de beëindiging van de relatie met de klant en kent het geen tijdslimiet, waarvan de auditors op de hoogte moeten worden gesteld.
Eerlijkheid
De auditor moet bij de uitvoering van officiële taken zijn professionele plicht en algemene morele normen naleven.
Onafhankelijkheid
De auditor of het auditkantoor mag geen gerelateerd, financieel of ander belang hebben bij de resultaten van de uitgevoerde controle. De accountant mag ook niet afhankelijk zijn van een derde partij om druk op hem uit te oefenen met betrekking tot de uitkomst van de controle. De onafhankelijkheid van de accountant is op twee punten gewaarborgd: formele kenmerken en feitelijke omstandigheden.
Objectiviteit
De auditor moet onpartijdig zijn en niet onderhevig zijn aan enige invloed op het proces van het uitvoeren van de audit en de uitoefening van zijn professionele taken.
Vakbekwaamheid
Dit omvat de nodige kennis van het vereiste informatievolume en vaardigheden, waardoor de auditor hoogwaardige professionele diensten kan leveren. De accountantsorganisatie dient daarbij te beschikken over opgeleide specialisten en zelfstandig de kwaliteit van hun werk te controleren.
Goed geloof
De accountant dient professionele dienstverlening met zorg, stiptheid en degelijkheid te verlenen. Hij is verplicht zijn werk met de nodige verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid te behandelen, maar dit mag niet worden beschouwd als een garantie voor een foutloze verificatie.
Professioneel gedrag
Dit principe is gebaseerd op het respecteren van de prioriteit van het algemeen belang en de plicht van de accountant om de reputatie van zijn beroep hoog te houden. Hij mag geen handelingen verrichten die onverenigbaar zijn met zijn dienstverlening, het vertrouwen in de specialist verminderen en het imago van het beroep schaden.