De Europese Unie heeft bijna drie dozijn Europese landen verenigd en is een unieke entiteit geworden die de kenmerken van een staat en een internationale organisatie combineert. Een van de taken van deze vereniging is de vorming van een gemeenschappelijke economische zone, waarin één Europese munteenheid zal circuleren. Tot op heden valt de samenstelling van de Europese Unie niet samen met de samenstelling van de zone waar de euro wordt gebruikt.
Het is gebruikelijk om de eurozone een groep landen te noemen die de gemeenschappelijke Europese munt, de euro genaamd, als wettig betaalmiddel op hun grondgebied hebben aangenomen. In januari 1999 waren er elf van dergelijke landen: Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, België, Finland, Italië, Ierland, Portugal, Spanje, Nederland en Luxemburg. Even later breidde het eurogebied zich uit door de toetreding van Slovenië, Griekenland, Malta, Slowakije, Cyprus en Estland.
Het zogenaamde uitgebreide eurogebied omvat verschillende andere staten, waar ook de Europese eenheidsmunt wordt gebruikt. Zo werden er overeenkomsten met de Europese Unie gesloten door San Marino, het Vaticaan en Monaco. Zonder het sluiten van een overeenkomst wordt de euro gebruikt in nederzettingen in Andorra, Montenegro en Kosovo.
De vorming van een gemeenschappelijk monetair en economisch beleid in de Europese landen verliep in drie fasen. De Europese eenheidsmunt is sinds maart 2002 het enige legale betaalmiddel in de eurozone.
De invoering van een gemeenschappelijke munteenheid is het meest gewaagde economische experiment van de laatste tijd geworden. Tot nu toe discussiëren experts over de vraag of de overgang naar een eenheidsmunt opportuun was. De problemen met de verdeling van voordelen en mogelijke kosten van de totstandkoming van een monetaire unie tussen afzonderlijke staten en sectoren van de economie zijn nog niet opgelost. Hoogstwaarschijnlijk zal het resultaat van het experiment niet alleen Europa treffen, maar ook vele andere staten die economische betrekkingen onderhouden met deze regio.
Elk EU-land heeft formeel het volste recht om de eurozone binnen te komen. En toch moeten kandidaten voor toetreding tot de eurozone voldoen aan bepaalde criteria die van toepassing zijn op hun monetair beleid. Allereerst moet het begrotingstekort van de kandidaat-lidstaat binnen de 3% van het BBP liggen en de schuld van de overheidssector dicht bij de 60% van het BBP.
Bovendien moet een staat die het eurogebied wil betreden, zorgen voor een stabiele wisselkoers van zijn munt ten opzichte van de Europese munt. Ook wordt rekening gehouden met de mate van onafhankelijkheid van de Centrale Bank van het land en de mate van coherentie van haar financieel beleid met het beleid van de landen van de eurozone.
Bij de beoordeling van potentiële nieuwe leden van het eurogebied houden de Europese Centrale Bank en de Europese Commissie rekening met de resultaten van de onderlinge integratie van markten, de ontwikkeling van de betalingsbalans, de arbeidskosten en het niveau van prijsindexcijfers. Na het lidmaatschap van de monetaire unie zal het nieuwe lid van de eurozone worden verplicht om te voldoen aan de stabiliteitscriteria die zijn vastgesteld voor de financiële sector.
Bij het betreden van de zone van de gemeenschappelijke Europese munt dragen de nieuwe leden van de Unie alle bevoegdheden op het gebied van monetair en kredietbeleid over aan de Europese Centrale Bank, die nu beslist over kwesties in verband met het vaststellen van het renteniveau en het bepalen van het volume van bankbiljetten.
Voor elk nieuw EU-lid is toetreding tot de eurozone een natuurlijke stap die leidt tot de volledige en alomvattende integratie van de staat in de Europese Unie.