Tijd is geld en misschien wel onze belangrijkste hulpbron. Karl Marx beschouwde vrije tijd als het criterium van rijkdom. Als je vrije tijd hebt, kun je die altijd investeren in zelfontplooiing, vrije tijd, communicatie met dierbaren, of inwisselen voor geld via werk.
Tijd is heel gemakkelijk te meten door uit te zoeken waar het naartoe gaat.
Het eerste lek is een "tijdval". Het komt tot uiting in het feit dat een persoon de taken vergeet die hem dichter bij het bereiken van het doel brengen, en iets buitenstaands doet. In plaats van een scriptie te schrijven, spelen veel studenten bijvoorbeeld computerspelletjes. Elke keer dat je aan een nieuwe activiteit begint, stel jezelf dan de vraag: "Brengt wat ik ga doen me dichter bij mijn doel?"
Het tweede lek is een zaktijd. Dit is een situatie van gedwongen passiviteit. Staat u in de file? Bent u een trein- of vliegtuigpassagier? Is iemand te laat voor een afspraak met u? Gefeliciteerd - je hebt een zak van tijd! Deze tijd kan worden gebruikt voor zelfontwikkeling: luisterboeken, logische problemen oplossen, audiocursussen van een vreemde taal, enz.
Het derde lek is een interrupt. Als je, nadat je aan het ene bent begonnen, moet worden afgeleid door het andere, ontstaat er een onderbreking. Om door te gaan met wat je bent begonnen, moet je je opnieuw verdiepen in de essentie van het probleem, bovendien neemt het risico op het maken van een fout door onvoorzichtigheid toe. Organiseer je werk indien mogelijk zo dat de hoeveelheid interferentie minimaal is: sluit boodschappers, zet je telefoon uit, vraag je collega's om je even niet lastig te vallen.
Het vierde lek zijn gemiste kansen. Terwijl je alledaagse dingen doet die tot automatisme zijn gebracht, kun je tegelijkertijd iets anders doen, eentonigheid en creativiteit combinerend. Bijvoorbeeld twee maaltijden tegelijk bereiden. Stofzuig en oefen spreekbeurten in het openbaar, oefen en maak plannen.