De ineenstorting van de Amerikaanse beurs in 1929 veroorzaakte de wereldwijde economische crisis en het begin van de Grote Amerikaanse Depressie. Maar wat waren de redenen voor deze ineenstorting?
Redenen voor de beurscrash
Onderzoekers noemen verschillende hoofdredenen als voorwaarden voor de crisis van 1929. Ten eerste ging de crisis gepaard met een tekort aan contant geld, aangezien het productievolume in de jaren '20 in de Verenigde Staten toenam en het door goud gedekte geld niet voldoende was om de producten van deze productie te kopen. Ten tweede werd de onmiddellijke ineenstorting van de beurs op Wall Street veroorzaakt door de wens van veel Amerikanen om geld te verdienen aan investeringen, wat leidde tot het ontstaan van de zogenaamde speculatieve zeepbel - veel transacties met effecten tegen duidelijk overgewaardeerde prijzen.
Bubbels zijn meestal het gevolg van verhoogde opwinding, wat resulteert in een grotere vraag, wat op zijn beurt leidt tot snelle prijsstijgingen. Beleggers, die de groeiende koersen zien, beginnen nog meer aandelen te kopen, in een poging om op tijd winst te maken. In het geval van de Amerikaanse crisis werd de situatie verergerd door het feit dat veel spelers aandelen op krediet kochten.
Het was de beurskrach van 1929 die ervoor zorgde dat er een regel ontstond op grond waarvan de handel op de beurs zou worden stopgezet in het geval van een snelle daling van de aandelenkoersen.
De crisis en de nasleep ervan
Op 24 oktober 1929, toen de aandelenindexen hun maximale historische waarde bereikten, barstte de speculatieve zeepbel, wat tot paniek leidde. Aandeelhouders begonnen koortsachtig van ze af te komen in de hoop op zijn minst een deel van het geld te sparen. In de dagen daarna, Black genaamd, werden meer dan dertig miljoen aandelen verkocht, wat uiteraard leidde tot een catastrofale koersdaling.
De situatie met de zogenaamde margeleningen zorgde voor olie op het vuur. Dit aanbod, populair in de jaren 1920, maakte het voor beleggers mogelijk om bepaalde aandelen te kopen tegen slechts een tiende van de kosten, maar de verkoper van de aandelen heeft het recht om op elk moment betaling van de resterende 90% te eisen. Het gebruikelijke schema zag er als volgt uit: een belegger koopt aandelen voor 10% van hun waarde die zijn uitgegeven op een lening, en wanneer het nodig wordt om de rest van de lening terug te betalen, verkoopt hij de aandelen op de beurs.
Zodra de ineenstorting van de indices begon, begonnen alle makelaars de teruggave van leningen te eisen, wat leidde tot een extra vrijgave van aandelen op de markt en bijgevolg tot een daling van hun prijzen. Als gevolg van de beurscrisis heeft de Amerikaanse economie ruim 30 miljard dollar verloren. Zo'n 15 duizend banken gingen failliet, die hun leningverplichtingen niet konden afbetalen.
Tijdens de hele Eerste Wereldoorlog gaven de Verenigde Staten minder geld uit dan er in drie dagen na de beurscrisis verloren was gegaan.
Veel bedrijven kregen geen financiering meer, wat leidde tot een economische crisis die de hele wereld trof. Ondanks strenge anticrisismaatregelen, zoals een invoerheffing van 30% op overzeese goederen, duurde de Grote Amerikaanse Depressie tien jaar. De industrie in de Verenigde Staten keerde terug naar het niveau van 1911 en het aantal werklozen bereikte 13 miljoen.